Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En hij gebood hun, zeggende: Zo zult gij zeggen tot [6]mijn heer, tot Ezau: Zo zegt Jakob, uw knecht: Ik heb als vreemdeling gewoond bij Laban, en heb er tot nu toe vertoefd; 6. Hoewel Jakob door het recht der eerstgeboorte een heer was van Ezau, boven, hfdst.27 vs.29, nochtans noemt hij zich aldus met behoud van zijn recht, om te beter in zijn gunst en vriendschap door deze vernedering te geraken; te meer, omdat hij nog niet terstond op de bezitting van zijn recht, hetwelk zag op den toekomstigen tijd, gesteld was. Zo deed ook David jegens Saul, 1 Sam.24:7,9, en 1 Sam.26.